Meisjes houden van roze en jongens vinden blauw een mooie kleur. Toch?
Nou… Eigenlijk is van oorsprong blauw voor meisjes en roze voor jongens. Sterker nog, ook dat was van korte duur, daarvoor waren alle baby’s wit, simpelweg omdat de verf waarmee kleren werden gekleurd vaak gemaakt was van nogal rare en ongezonde stofjes (Arsenicum bijvoorbeeld). Dat wij roze voor meisjes vinden en blauw voor jongetjes is een betrekkelijk recente ontwikkeling.
Afgezien van de kleur zijn er natuurlijk nog meer gendernormen. Jongens zijn ruw, en houden van voetbal. Meisjes zijn rustiger en houden van knutselen. Mannen zijn vaker ambitieus, vrouwen vaker emotioneel. Jongetjes zijn ondernemend, meisjes zijn meegaand. Ook op school wordt er nogal een scheidslijn aangebracht tussen mannelijk en vrouwelijk. In de kring worden de kinderen vaak op sekse ingedeeld. Op de gang in de bouwhoek zie je vooral jongens en in de huishoek kom je vooral meiden tegen. Als je een boekje leest over een danser dan is dat vaak een meisje. *)
Wij zijn als westerse mens bijzonder veel bezig met het geslacht van onze kinderen. Bakkers bakken al taarten voor Gender Reveal feestjes en het eerste wat je vaak vraagt aan je zwangere medemens is ‘weet je wat het wordt?’ Ondertussen zijn we in onze hoofden wel flink geëmancipeerd. Ik herinner me dat er toen ik klein was in de bladen nog advertenties stonden over meiden die automonteur en vliegtuigbouwer gingen worden, maar dat is nu niet meer nodig. Het is ons volwassenen overduidelijk dat meiden alles kunnen worden wat ze willen, van astronaut tot bioloog en hartchirurg. Rationeel dan tenminste. Dat wij als samenleving vinden dat dat kan, wil nog niet zeggen dat we ook laten zien dat dat kan. Want diep in onze harten zitten de gendernormen knoert hart ingebakken. Ook bij ons thuis.
Nou vond ik mezelf vroeger nog best progressief en genderbewust. Niet dat ik echt aan genderneutraal opvoeden deed, maar ik vond wel dat ik mijn kinderen de juiste keuzes gaf. Zo vond ik dat beschuitjes met muisjes best een make-over mochten hebben. Toen Finnley geboren werd besloot ik daarom een andere insteek te kiezen en kwam ik op het idee om roze en blauw dan maar te mengen. Wat tot gevolg had dat iedereen bij Jurre op zijn werk vroeg of we een tweeling hadden gekregen… Oké.. Bij de geboorte van de jongste zijn we toch maar weer aan de blauwe muisjes gegaan.
Toen Sky vier jaar was kwam er een vriendinnetje spelen. V. pakte meteen de zwaarden uit de verkleedbak en de vlinder vleugels. ‘Nee!, dat kan niet!’ riep mijn zoon, ‘Zwaarden zijn niet voor meisjes!’ ‘Echt wel!’ zei het vriendinnetje toen, ‘Ik ben een Ninja Elfje!’ Dat uitgerekend míjn zoon dat zeggen kan?! Ik stond versteld en haastte me te zeggen dat zwaarden voor iedereen zijn, net als prinsessenjurken.
Stiekem bleek ik echter minder gendervrij dan ik dacht. Van de winter liep ik met mijn twee mannen naar school. Het was net een paar dagen betrekkelijk warm geweest en dus waren we in alle overmoed handschoenloos op weg gegaan. Na een aantal meters hard hun best doen om niet te piepen en handen in zakken en mouwen verstoppen kwam ik op het idee om in de rugzakken te gaan spitten op zoek naar hand bedekking. Als gauw diepte ik een roze glitterpaar op voor Skylar. Na wat extra ritsen openen vond ik onderin nog een ander paar voor Finn. ‘Hier, nu heb jij ook wat. Ze zijn wel roze helaas.’
Wat zeg ik nou? Ze zijn wel roze helaas… Waarom is het erg dat ze roze zijn? Is roze een hele stomme kleur? Heeft Finnley gezegd dat hij dat erg vindt? Vind ik dat dan erg? Onbewust misschien?
Nog een voorbeeld: Sinds jaar en dag gaan wij met het gezin naar een groot attractiepark met een sprookjesbos. Aldaar staat een pannenkoekenhuisje. Je kunt daar eten krijgen op een kinderbordje met sprookjesfiguren wat je na het smikkelen mee naar huis mag nemen. Wij hebben inmiddels een behoorlijke stapel bordjes in de kast staan. Als ik met dochter Lyka in het restaurant was vroeg ik altijd wat ze wilde: de prinses, de draak, of toch misschien pinokkio. Er is emancipatie immers, en meiden mogen alles kiezen. Maar zoon Finnley heb ik die vraag nooit gesteld. ‘Kijk Finn, bordjes. Een Draak en Pinokkio, welke wil je?’ Laat ik even heel duidelijk zijn, als hij de prinses had gewild, dan had hij hem gekregen. Maar dan had hij er wel heel duidelijk eerst om moeten vragen.
Ineens ging ik me realiseren dat we in ons land kleine jongetjes heel anders behandelen dan kleine meisjes. Iets waar ik nog niet eerder bij had stil gestaan. Mijn dochter mocht altijd kiezen tussen de poppen én de lego, de pony én de autootjes. Mijn zonen heb ik de optie voor roze barbiepoppen gewoon nooit voorgelegd. Ik stond er niet eens bij stil, alle roze pagina’s in het speelgoedboek sloeg ik gewoon over. Niet omdat ik vond dat ze dat niet mochten kiezen, maar omdat… omdat… geen idee eigenlijk. Omdat ik er vanuit ging dat ze dat toch wel niet leuk zouden vinden? Omdat roze voor mijn gevoel niet zo bij een jongetje paste? Zeker niet bij mijn spring-in-het-veld-zonen die het toonbeeld van mannelijkheid leken zoals ze als dreumes en kleuter achter elkaar aan holden in de speeltuin en onder het zand thuiskwamen.
Het grote verschil zit hem in het verschil tussen vinden en voelen.
Ik vind roze een prima kleur, en ik vind dat jongens dat moeten kunnen dragen. Ik vind dat jongens een jurk aan zouden moeten kunnen, en op ballet zitten en rondzwieren in een tutu. Ik vind dat meisjes prof voetballer moeten kunnen worden, en astronaut of vrachtwagenchauffeur. Maar een vrouwelijke stratenmaker voelt nog steeds een beetje als vreemd, net zoals een man in een jurk als bijzonder voelt. We zijn allemaal collectief opgevoed met een gevoel. De één iets meer dan de ander, waarbij het er ook vanaf hangt waar je woont. Iemand uit onze hoofdstad ziet meer verscheidenheid dan iemand uit een klein dorpje in Friesland. Er zijn daarbij ook (nog) niet genoeg Skylars in het straatbeeld om ons gevoel wat bij te stellen en we zien veel te weinig vrouwelijke automonteurs en mannen in jurken met mooie make-up om het als normaal te gaan beschouwen.
Terwijl ik dit zo zit op te schrijven vraag ik me af, moeten we wel meer gender creatieve mensen op straat hebben om ons gevoel te veranderen? Zijn er nu meer homo’s dan vijftig jaar geleden? Ik betwijfel het. Ze zijn hooguit ietsje zichtbaarder geworden. Toch is homoseksualiteit nu wel geaccepteerder dan toen. Je hebt denk ik helemaal niet perse veel meer vrouwelijke stratenmakers nodig om een vrouwelijke stratenmaker normaal te gaan vinden.
Misschien is het wel genoeg als we op school een beetje aan gendergelijkheid doen, alle jongetjes ook de keuze voor een roze pony geven en de barbies in de bouwhoek laten wonen waar de meiden er dan huizen voor mogen bouwen. Als we dan nog wat boeken regelen met gezinnen met twee vaders en Disney een keer een film maakt met twee, liefs anders gekleurde, moeders, dan zijn we al een heel end. Dan koop ik voor de volgende vriendin die van een zoontje bevalt een roze bijtring zonder dat ik me zorgen maak wat de mensen daar tijdens het winkelen van gaan zeggen als hij buiten de kinderwagen bungelt.
Voor nu hou ik het even bij genderneutraal oranje.
*) Daar kan ik nog een boekje over open doen, over boekjes. Wist u dat in een enorm percentage van de kinderboeken de werkende ouder man is en de zorgende ouder vrouw? Als er een boek is over de ruimte is de astronaut man, en als het over het ziekenhuis gaat is de verpleegster een vrouw. Er zijn bijna geen boeken met gezinnen met ouders van gelijks geslacht, of van gezinnen met ouders van gemengde afkomst. Boeken waarin homoseksuelen een hoofdrol spelen zijn al helemaal nergens te vinden, net als boeken waarin zwarte vrouwen directeur zijn. Dit kan je overigens ook doortrekken naar de televisie, en de games. Wij als volwassenen vinden dan wel dat iedereen gelijk is, maar kinderen zien dat verder nergens. Tenzij ze toevallig neefjes hebben met twee moeders, een transgender oom die trouwde met een Surinaamse en de buren een leuk half Marokkaans half Fries gezin zijn met schattige licht getinte kinderen.