Iedereen denkt in hokjes. Zelfs mijn gender creatieve zoon. Sterker nog: vooral mijn gender creatieve zoon. Je zou denken dat juist híj, als jongen in een jurk met glittermaillot, open zou staan voor de verschillen tussen mensen. Maar niets is minder waar. Hier in huis is hij kampioen hokje denken.
Zo was ik ooit getuige van een gesprek tussen hem en vriendinnetje V. Zij wilde de elfenvleugels om bij het verkleden. En een zwaard hebben. “Nee!” verkondigde Skylar. “Zwaarden zijn niet voor meisjes!”
“Echt wel!”, reageerde zij, “Ik ben een zwaardvechtende ninja elf.”
Het bleef niet bij dit incident trouwens. Hij was al van mening dat alleen meisjes danser konden worden. Astronaut zijn was in zijn ogen voorbehouden aan jongens. Koken is alleen voor moeders en oma’s. Vorige week kwam de mooiste mededeling uit het rijtje.
“Mama,” zei hij, “ik wil toch geen meisje meer worden. Ik word namelijk het hulpje van Freek [Vonk].”
‘Tuurlijk lieverd, je mag worden wat je wilt, een meisje, een jongen in een jurk, wat je maar wilt. Maar wat heeft een meisje worden te maken met het hulpje van Freek zijn?’
“Mám!” roept hij uit, bijna met zijn ogen rollend. “Freeks hulpje moet een jongen zijn natuurlijk!”
Hoe ik ook uitleg dat mensen gelijk zijn, dat jongens én meisjes de ruimte in kunnen, dan iedereen mag doen en worden wat hij wil, hij blijft even hard met stereotypen gooien.
Mensen delen de hele dag dingen in in hokjes. Het benoemen en indelen van de wereld om eens heen is iets waardoor we grip op de wereld houden. Dat was in de oertijd al zo. Zo onderscheiden we potentieel gevaar (‘kijk, een leeuw!’) van iets wat geen kwaad kan (‘kijk, een boom, wie weet groeit er fruit aan’). Je doet dit niet bewust, je doet het gewoon, als op de automatische piloot. Van dat indelen leer je op een gegeven moment generaliseren. (“als het geel is en vier poten en een staart heeft is het een leeuw”). Dat is heel handig, en kan je kostbare seconden schelen waarin je in een boom kunt klimmen. Maar het gaat ook wel eens mis. Dan blijkt de generalisatie “als het dik en bruin is en aan een boom hangt is het een tak” ineens een slang te wezen.
We leren dit als kinderen. Kleine peuters beginnen ermee, maar kleuters worden er pas echt goed in. Ze gaan dingen benoemen en leren zo hoe de wereld in elkaar zit. Bananen zijn lekker, poep is vies. Een dief is slecht en feeën zijn goed. Mensen worden ingedeeld in allerhande vakjes. Dik of dun, blank of zwart, jongen of meisje. Vaak allemaal met bijbehorend gegeneraliseerd stereotype. Zij is oud, dan is ze oma. Hij draagt een pak, dan is hij directeur. Dat een dief misschien een moeder is die geen geld heeft om haar kinderen eten te geven, of een oudere vrouw wel eens géén kinderen kan hebben, dat komt niet in ze op.
Ook over sekse wordt ook al ontzettend in stereotypen gedacht. Het is enorm tegenstrijdig, ondanks dat we als land, als westerse wereld, met heel ons hart en zaligheid vinden dat jongens en meisjes gelijk zijn, ze zien er helemaal niet gelijk uit. De verschillen zitten in duizend en een kleine dingetjes. In boekjes zitten vaker mannen die aan het werk zijn dan vrouwen, Vrouwen zorgen vaker voor de kinderen. Mannen hebben vaker een hoofdrol in boeken. Meisjes worden vaker lief en mooi gevonden en jongens vaker stoer. De kinderen zitten vaak om en om in de kring jongen-meisje.
En dan heb ik het nog niet over de kleding gehad. Vanaf de jaren zestig tot tachtig waren veel kinderkleren redelijk sekseneutraal. Er waren jurkjes voor meisjes, maar de rest was redelijk hetzelfde. Maar vanaf de jaren tachtig wordt dat anders. De meisjes afdelingen in de winkels gaan er spetterender uitzien, meer roze en glitters en de jongens sectie wordt stoerder en matter van kleur. Als je nu een willekeurige kleuterklas binnenloopt kan je (meestal) feilloos zien wie de jongens en wie de meisjes zijn.
Hoe kunnen wij van onze kinderen, in dit landschap van ultieme sekse stereotypering, verwachten dat ze zelf ruimdenkend zijn? Als Pietje uit de verkleedhoek komt met een kroontje op zijn hoofd roept Marietje verontwaardigd: “Hé, die is voor meisjes!” De juf komt dan (als ze het gehoord heeft) tussenbeide om uit te leggen dat alles voor iedereen is, en dat verkleden gaat om doen alsof, maar Pietje heeft de kroon al afgezet. Hij voelt zich er niet prettig bij. Hoe kan het ook, want waar er nog wel voorbeelden in zijn omgeving (of in een boekje) zijn van meisjes met een superhelden cape of op de voetbal, van jongens met een kroon is bar weinig te zien. Hij heeft nu geleerd dat kroontjes voor meisjes zijn, en niet voor jongens.
De enige oplossing lijkt te zijn om de wereld om ons heen minder gender stereotiep te maken. Laten we ons bewust zijn van de hokjes waarin we zelf denken, en proberen die wat minder hokkig te maken. Of in ieder geval wat minder over te brengen op onze kinderen. Geef eens een roze slabbetje op een kraamvisite. Zeg eens “Kom, laten we gaan eten” in plaats van “Jongens, aan tafel.” Koop een broek met sterren voor je zoon en een spiderman helikopter voor je nichtje. Laten we allemaal dit aan onze schooljuffen geven. Alle beetjes helpen tenslotte.
En oja, share mijn blog, zodat nog meer mensen leren dat jongens met glitters zó normaal zijn dat onze kleinkinderen nergens meer van opkijken. 🙂